Rasstandaard
In een rasstandaard wordt voor dit ras een ideaalbeeld bepaald. De mate waarin overeenstemming wordt bereikt met de rasstaadaard, bepaald of het dier voor de fok ingezet kan worden. De eerste rasstandaard voor het ras Tsjechoslowaakse Wolfhond werd in 1989 vastgesteld. Als oorsprongsland voor dit ras geldt Tsjechische Republiek.
Deze standaard werd tot heden meerdere malen bijgesteld. De huidige standaard is bij de FCI als standaard nr. 332, ingeschreven. De Tsjechoslowaakse Wolfhond behoort tot groep I “Herdershonden en Veedrijvers”
Sectie I, Herdershonden met Africhtingscertificaat.
Naam
Tsjechoslowaakse Wolfhond
Synoniemen
Tsjechoslowakischer Wolfshund
Ceskoslovensky vlcak
Czechoslowacki Wilczak
Chien-loup Tchecoslovaqe
Pierro lobo Checoslovaco
The Czechoslovakian Wolfdog
Classificatie
Groep I (Herdershonden en Veedrijvers)
Sectie I (Herdershonden met africhtingscertificaat)
Nummer 332
(Voorlopige erkenning sedert 1989)
Vertegenwoordiging
Gebruikshond
Datum van erkenning
13 juni 1989
Oorsprong
Voormalige Tsjechoslowaakse Republiek
Patronaat
Slowaakse Republiek
Schofthoogte
Reuen minimaal 65 cm.
Teven minimaal 60 cm.
Gewicht
Reuen minimaal 26 kg.
Teven minimaal 20 kg.
Levensduur
12 tot 18 jaar.
Algemeen verschijningsbeeld
Stevige constitutie, meer dan middelgroot, in rechthoekige vorm is door lichaamsbouw, beweging, beharing, haarkleur en masker, de wolf gelijk.
Belangrijke afmetingen
Lengte van het lichaam : schofthoogte = 10: 9
Lengte van de voorsnuit : lengte van de schedel = 2: 3
Gedrag en karakter
Temperamentvol, zeer actief, uithoudingsvermogen, leergierig, Snel reagerend, onbevreesd en moedig, gereserveerd maar valt niet zonder reden aan. Tegenover de baas toont hij buitengewone trouw. Hij is bestand tegen alle weersinvloeden en voor alles inzetbaar.
Gangwerk
Harmonisch, lichtvoetig, ruim uitgrijpende draf waarbij de poten zich zo vlak mogelijk over de grond bewegen. Kop en hals vormen praktisch een rechte lijn. In stap telganger.
Huid
Elastisch, strak, zonder rimpels; ongepigmenteerd.
Vacht
Gesteldheid van het haar recht, dicht aansluitend. De winter en de zomervacht is zeer verschillend. In de winter overwegend veel onderwol, die samen met het dekhaar, een dichte beharing van het hele lichaam vormt. Het is noodzakelijk dat het haar, de buik, de binnenkant van het dijbeen, het scrotum, het binnenste deel van de oorschelp en de tussenruimte van de tenen bedekt. Goed behaarde hals.
Kleur van de vacht
Geelgrijs tot zilvergrijs met het karakteristieke lichte masker. Licht haar ook aan het onderste deel van de hals en aan de voorzijde van de borst. Een donkergrijze kleur met masker is toegestaan.
Kop
Symmetrisch – goed gespierd; vormt van de zijkant en van boven bekeken een wig. Duidelijk verschil van sekse.
Bovenkant van de kop – van de zijkant en van voren bekeken is een licht gewelfd voorhoofd herkenbaar. Geen opvallende voorhoofdsrimpels, het achterhoofds-been is goed zichtbaar.
Stop – matig verlopend.
Neus – ovaal van vorm; zwart.
Voorsnuit – droog, niet breed, rechte neusrug.
Lippen – strak aanliggend en gesloten. De lipranden zijn zwart.
Kaak en tanden – De kaak is sterk en symmetrisch, goed ontwikkelde tanden in het bijzonder de hoektanden. Schaar- of tanggebit met 42 tanden, conform de tandformule. Regelmatig geplaatste tanden.
Wangen – droog, voldoende gespierd, niet opvallend aanwezig.
Ogen – smal en schuin liggend. Barnsteenkleurig en goed gesloten oogleden.
Oren – staand, dun, driehoeksvormig kort (niet langer dan 1/6 van de schofthoogte). De buitenste punt van de ooraanzet en de buitenste ooghoek liggen op een lijn. Een van de oorpunt denkbeeldige loodrechte lijn, loopt vlak langs de kop.
Hals
Droog, goed gespierd vormt in rust met een horizontale lijn, een hoek tot 40 Graden. De hals moet zo lang zijn, dat de neus de grond moeiteloos kan aanraken.
Lichaam
Bovenbelijning – Vloeiende overgang van hals naar lichaam, licht aflopend.
Schoft – goed gespierd, ontwikkeld maar mag het verloop van de bovenbelijning niet storen.
Rug – stevig en recht.
Lendenen – kort, goed gespierd, niet breed en licht aflopend.
Kruis – kort, goed gespierd, niet breed en licht aflopend.
Borst – symmetrisch, goed gespierd en ontwikkeld, peervormig met een versmalling tot het borstbeen. De diepte van de borst komt niet tot aan de ellebogen. De punt van het borstbeen mag niet boven het schoudergewricht komen.
Onderbelijning en buik – strakke buiklijn, licht oplopend. Iets ingevallen flanken.
Voorhand
De voorbenen zijn recht, vast, droog en nauw, met licht naar buiten gedraaide voeten.
Schouders – het schouderblad is tamelijk ver naar voren geplaatst, goed gespierd. Het schouderblad vormt met een denkbeeldige horizontale lijn een hoek van 65 Graden.
Ellebogen – goed aansluitend, noch naar buiten noch naar binnendraaiend, goed ontwikkeld en beweeglijk. Opperarm en spaakbeen/ellepijp vormen een hoek van ongeveer 150 Graden Spaakbeen en ellepijp zijn lang, droog en recht. De lengte van deze beenderen en de middenvoorvoet bedragen 55% van de schofthoogte.
Polsgewricht – krachtig en goed te bewegen.
Middenvoorvoet – groot, licht naar buiten gedraaid met lange, gewelfde tenen en sterke donkere nagels.
Achterhand
Krachtig – De achterpoten staan parallel. Een denkbeeldige loodrechte lijn vanaf het zitbeen, loopt door het midden van het spronggewricht.
Dijbeen – lang, goed gespierd vormt met het bekken een hoek van ongeveer 80 Graden. Het heupgewricht is stabiel en goed beweeglijk.
Knie – krachtig en goed beweeglijk. Kuitbeen en scheenbeen zijn droog, krachtig en goed beweeglijk.
Spronggewricht – droog, krachtig en goed beweeglijk.
Middenvoet – lang, droog, staat bijna loodrecht ten aanzien van de grond.
Achtervoet – langere gewelfde tenen met sterke donkere nagels. Goed ontwikkelde voetzooltjes.
Fouten
Iedere afwijking van de voorgaande punten moet als fout gezien worden, waarvan de beoordeling in de juiste verhouding tot de graad van de afwijking moet staan. Een zware of lichte kop, vlak voorhoofd, donkerbruine, zwarte of verschillend gekleurde ogen;
grof, hoog of diep aangezet oor;
een hoog opgerichte hals in rust, een diepe houding van de hals in stand, vlakke schoft, een a-typische ruglijn, lang kruis, te weinig of te sterk gehoekte voorhand, een zwakke voorvoet, te weinig of te zwaar gehoekte achterhand, onvoldoende bespiering, een lange laag aangezette en niet correct gedragen staart, weinig masker, kort golvende bewegingverloop.
Uitsluitende fouten
Agressief of overmatig schuw;
Afwijkende verhoudingen;
gedrag- en karakterfouten; a-typische kop;
ontbrekende tanden;
onregelmatig gebit;
a-typische vorm en plaatsing van het oog;
a-typische vorm en aanzet van het oor;
losse keelhuid;
sterk verloop van het kruis;
a-typische borstkas;
niet correct in front staand;
a-typische aanzet en dracht van de staart. Afstaand haar;
en a-typisch gangwerk.
Iedere hond die duidelijke lichamelijke of gedrags afwijkingen vertoont zal gediskwalificeerd worden.
Daarnaast moeten reuen 2 duidelijk, normaal ontwikkelde testikels hebben, die zich volledig in het scrotum bevinden.
© Wolfdog.org